Over

Charlotte van Pallandt wordt vandaag de dag beschouwd als één van de belangrijkste en meest gevierde beeldhouwers van de twintigste eeuw.

Over Charlotte van Pallandt

Ze wordt geroemd als ‘de beeldhouwkunstige moeder des vaderlands’, ‘de koningin’ en ‘de grande dame’ van de Nederlandse beeldhouwkunst. Van Pallandt heeft met vallen en opstaan deze status verkregen.

Naast haar beeldhouwerstalent heeft ze die vooral te danken aan haar stelligheid, onafhankelijkheid en doorzettingsvermogen. Van Pallandt is altijd zeer eigenzinnig geweest, ook tijdens haar leertijd in Parijs. Van Pallandt heeft maar tot op zekere hoogte van anderen willen leren en als zij volgens haar gevoel voldoende heeft opgestoken, wil ze het vak verder voor zichzelf uitdiepen in haar eigen atelier.

Op het moment van de discussie tussen de abstracte en figuratieve kunstenaars tijdens de jaren na de Tweede Wereldoorlog blijft Van Pallandt onafhankelijk werken en blijft ze wars van modieuze tendensen. Ze werkt in de gesloten wereld van haar atelier steeds volgens een eigen plan en gaat weinig met collega’s om: ‘Het moet niet te gezellig worden, dat is slecht voor de creativiteit’. Van Pallandt heeft een analytische blik en doet voortdurend onderzoek naar het menselijk lichaam. Daarbij schuwt ze kritiek op zichzelf niet en maakt notities als: ‘’t Geheel niet overdrijven’, ‘Moet zulk soort dingen accentueren’ en ‘Moet simplificeren’.

Het is juist haar gedrevenheid die haar werk zo bijzonder maakt. Een kunstwerk is volgens haar nooit af, er is altijd wat aan te vernieuwen en verbeteren. Zo zegt vriend en kunstenaar Peter Struycken: ‘Charlotte van Pallandt was iemand waarvoor het werk een vanzelfsprekendheid bleek te zijn, waar alles om draaide. Iemand waarvoor het werk de reden van bestaan scheen te zijn’.

Bij het maken van portretten ziet Van Pallandt het resultaat al in een vroeg stadium voor zich. Ze denkt daarbij aan de opbouw van een beeld en vooral aan wat haar boeit in de mens die ze portretteert. Dit dankzij haar empathisch vermogen: ‘Het is mij nooit te doen geweest om de gelijkenis, om de nabootsing. Het is de constructie en de compositie die bij mij voorop staat. Dan pas komt de vorm. Als je aanvoelt hoe iemand is, dan komt het karakter er vanzelf in. Je moet onmiddellijk iets zien dat buiten de gelijkenis omgaat, en dat moet je maken’.

Charlotte van Pallandt heeft altijd het gevoel dat ze met haar late start als kunstenares een achterstand moet inhalen. Daarom werkt ze hard, met veel discipline en vaak lang aan haar beelden: ‘verder prutsen tot het bitterde eind’, noemt ze het zelf. Vrouwen die kunst – in het bijzonder beeldhouwkunst – als levensdoel zien, vallen op in de kunstwereld. Die wordt tot halverwege de twintigste eeuw gedomineerd door mannen. Daarmee is Van Pallandts rol bijzonder.

Haar werk is te zien geweest op maar liefst 110 tentoonstellingen en is vertegenwoordigd in talloze openbare en particuliere collecties. Een aantal jaren voor haar dood noemt collega-beeldhouwer Piet Esser haar ‘de laatste der grote Mohikanen’. Zeker in Nederland, maar volgens Esser ook in Europa, staat Van Pallandt als beeldhouwer op dat moment op eenzame hoogte.

Door haar maximale toewijding, visie, doorzettingsvermogen en groot talent heeft Charlotte van Pallandt een prominente plaats verworven binnen de twintigste-eeuwse Nederlandse beeldhouwkunst.

Charlotte van Pallandt, een portret, ca. 1980, foto Nico Koster
Charlotte van Pallandt, een portret, ca. 1980, foto Nico Koster
De Zieke, 1961, brons, foto Han van Hagen
De Zieke, 1961, brons, foto Han van Hagen